Wat is NT1?
Laaggeletterdheid gaat niet alleen over taalvaardigheden. Vaak gaan problemen met taal, rekenen en digitale vaardigheden hand in hand. Dagelijkse handelingen zoals formulieren invullen, sollicitatiebrieven en kinderen helpen met huiswerk zijn voor laaggeletterden vaak lastig of onmogelijk. Ze zijn daardoor afhankelijk van anderen en hun wereld is vaak klein.
Iemand wordt beschouwd als laaggeletterd wanneer hij niet voldoet aan het minimale niveau om te functioneren in de maatschappij. Dit niveau is vastgesteld op eind vmbo of niveau mbo-2/3. Binnen de Standaarden en eindtermen volwasseneneducatie spreekt men over niveau 2F.
“Laaggeletterdheid gaat niet alleen over taalvaardigheden.”
NT1, NT2 en basisvaardigheden: verschillen en overeenkomsten
In de literatuur over volwassenenonderwijs worden veel begrippen gebruikt waarvan de onderlinge verschillen niet altijd duidelijk zijn: NT1, NT2, analfabeet, laaggeletterd, basisvaardigheden: wat is nou eigenlijk wat?
NT1: Nederlands als eerste taal. De term kan verwijzen naar de groep volwassenen die Nederlands als moedertaal heeft, en naar het lees- en schrijfonderwijs aan deze groep mensen.
NT2: Nederlands als tweede taal. Hiermee wordt het Nederlandse-taalonderwijs aan anderstaligen bedoeld.
Analfabeet: mensen die analfabeet zijn, kunnen niet lezen of schrijven. Dit kunnen zowel Nederlandstaligen als anderstaligen zijn. Analfabetisme is niet hetzelfde als laaggeletterdheid.
Laaggeletterd: mensen die laaggeletterd zijn kunnen wel lezen en schrijven, maar op een zeer laag niveau. Laaggeletterden hebben daarnaast vaak moeite met rekenen en digitale vaardigheden.
Basisvaardigheden: onder basisvaardigheden worden niet alleen taal-, maar ook rekenvaardigheden en digitale vaardigheden geschaard.
Bekijk meer begrippen op Hetbegintmettaal.nl >
Verschillen tussen NT1- en NT2-onderwijs
Zowel het NT1- als het NT2-onderwijs legt zich toe op het bijbrengen van taalvaardigheden, met als doel dat de leerder zich beter kan redden in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Er zijn wel noemenswaardige verschillen tussen NT1 en NT2, los van de herkomst van de doelgroep.
- NT1 heeft lezen en schrijven als belangrijkste focus. Voor laaggeletterde autochtonen is meestal alleen lezen en schrijven het probleem, terwijl anderstaligen ook luisteren en spreken nog moeten leren.
- NT1 maakt gebruik van andere referentieniveaus dan NT2. Beide soorten onderwijs hebben hun eigen referentieniveaus, met andere niveaubeschrijvingen. Zie ook het onderdeel ‘Leren op niveau’ hieronder.
- NT1 gebruikt een ander voortgangskader dan NT2. Voor NT1 is in de Standaarden en eindtermen VE per niveau beschreven wat een leerder moet kunnen. NT2 maakt gebruik van het Raamwerk NT2. Het belangrijkste onderscheid tussen de kaders is de hoogte van de eisen: de NT1-leerder moet complexere teksten kunnen lezen dan de NT2-cursist en moet naast begrijpen en herkennen ook kunnen interpreteren, evalueren en samenvatten.
NT1- en NT2-leerders verschillen van elkaar, maar hebben ook veel met elkaar gemeen
In de praktijk worden cursussen NT1 door zowel Nederlandstaligen als anderstaligen gevolgd. Om een beeld te vormen van de verschillen en overeenkomsten tussen de NT1-leerder en de NT2-leerder, voerde het Steunpunt Taal en Rekenen VE in 2013 een onderzoek uit naar cursistprofielen binnen het volwassenenonderwijs. De onderzoekers onderscheiden op basis van het niveau van leerders vijf profielen, waarbij de herkomst van de leerder slechts voor een deel bepalend blijkt. In drie van de vijf profielen komen ongeveer evenveel autochtone als allochtone Nederlanders voor. NT2-leerders verschillen vooral van NT1-leerders door hun geringe woordenschat en lage mondelinge taalvaardigheid.
“Laaggeletterdheid gaat niet alleen over taalvaardigheden.”
Leren op niveau
Voor de onderwijsleerlijn van primair tot middelbaar beroepsonderwijs zijn in 2010 de Referentieniveaus Taal en Rekenen vastgesteld. De niveaus geven aan welke kennis en vaardigheden een cursist moet hebben voor de verschillende onderdelen van taal- en rekenvaardigheid. De fundamentele referentieniveaus 1F en 2F vormen de basis voor het volwassenenonderwijs taal en rekenen aan NT1-leerders. Aan de niveaus 1F en 2F is voor het volwassenenonderwijs een lager niveau toegevoegd: het Instroomniveau. Aangezien laaggeletterden vaak onder niveau 1F zitten, maakt het Instroomniveau de voortgang naar 1F inzichtelijk. Voor digitale vaardigheden bestaat een eigen niveaubeschrijving: Instroomniveau, Basisniveau 1 en Basisniveau 2.
De niveaus Instroom en 1F zijn gericht op alfabetisering, terwijl het niveau 2F voor taal en rekenen en Basisniveau 2 voor digitale vaardigheden gericht zijn op het ingangsniveau van het beroepsonderwijs.
Het onderwijs aan anderstaligen maakt gebruik van een andere niveau-indeling dan het volwassenenonderwijs NT1. Voor NT2 zijn de niveaus, A1, A2, B1, B2, C1 en C2 in het Raamwerk NT2 vastgelegd. De niveaus van NT1 en NT2 corresponderen globaal gezien als volgt met elkaar:
Instroomniveau > A1: niveau geen analfabeet meer
1F > A2: niveau eind basisschool
2F > B1: niveau eind vmbo
3F > B2: niveau eind havo
4F > C1: niveau eind vwo
"Het onderwijs aan anderstaligen maakt gebruik van een andere niveau-indeling dan het volwassenenonderwijs NT1."
VIJF CURSISTPROFIELEN BINNEN HET LEES- EN SCHRIJFONDERWIJS AAN VOLWASSENEN
De gevorderde leerder: heeft een relatief grote mondelinge taalvaardigheid, zit qua lezen en schrijven tussen niveau 1F en 2F. De leerder kan zowel Nederlands als een andere taal als moedertaal hebben.
De gemiddelde leerder: heeft een relatief grote mondelinge taalvaardigheid (maar lager dan de gevorderde leerder). De leerder zit qua lezen tussen niveau 1F en 2F, voor schrijven tussen niveau Instroom en 1F. De leerder kan zowel Nederlands als een andere taal als moedertaal hebben.
De NT2-leerder: heeft een andere moedertaal dan het Nederlands, een kleine mondelinge taalvaardigheid en een beperkte woordenschat. Voor lezen zit de leerder tussen niveau 1F en 2F, maar voor schrijven onder het Instroomniveau.
De leerder met (ernstige) lees- en schrijfproblemen: heeft Nederlands als moedertaal. De leerder heeft grote mondelinge taalvaardigheid en grote woordenschat, maar een zeer beperkte lees- en schrijfvaardigheid. De leerder heeft vaak een achtergrond van speciaal onderwijs, en er is vaak sprake van (een vermoeden van) dyslexie.
De leerder met leermoeilijkheden: zowel Nederlanders met beperkte leervaardigheden als anderstaligen zonder, of met beperkt, jeugdonderwijs. Zowel mondelinge vaardigheden als lezen en schrijven zijn een probleem. De leerder is vaak slechts deels gealfabetiseerd.
(Bron: Onderzoek Cursistprofielen)