Column Joeri Tijdink - De rol van familie bij de behandeling van suïcidale patiënten
Toen ik als psychiater een half jaar in Nieuw-Zeeland werkte op een acute opname-afdeling, had er op mijn afdeling een patiënt zich tijdens een weekendverlof gesuïcideerd. Je moet weten dat de familie een essentieel onderdeel is van klinische behandelingen in Nieuw-Zeeland. Er is altijd wel iemand van de familie aanwezig, en gesprekken met de patiënt heb je zelden een-op-een. Ik herinner me nog gesprekken met soms wel acht familieleden. In de dagen na zijn dood werd ik door de whānau uitgenodigd om bij de begrafenisceremonie op onze afdeling aanwezig te zijn. Whānau betekent familie in Maori, de taal van de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland.
Voorafgaand aan de ceremonie was ik nerveus. Ik voelde me niet op mijn gemak en was bang dat de familie veel boosheid voelde, naar mij en het team. We stonden in een grote kring met zo’n 25 mensen en hielden elkaars handen vast, zorgverleners en familie door elkaar. Als nuchtere kaaskop voelde dat wat onwennig, alsof mijn hand niet hoorde in de hand van een rouwend familielid. De groepsleider (de ariki, en tevens vader van de overleden patiënt) leidde de ceremonie. Het was een imposante man, met lange grijze haren, een groot bovenlijf en met een indringende blik keek hij iedereen in de kring een voor een aan. Hij startte de ceremonie met een mini-haka en hield in het Maori een betoog. De tekst kon ik niet volgen, maar gepassioneerd was het wel en zijn er werd in de kring instemmend geknikt. Aan het eind van zijn toespraak bedankte hij in het Engels iedereen voor de warmte, de liefde en de betrokkenheid die was gegeven aan zijn zoon tijdens de opname. Vervolgens ging hij de hele kring af voor een hongi. Dit is een Maori-ritueel waar je je neus en voorhoofd tegen de neus en voorhoofd van de ander zet en je de ander aankijkt. Toen hij bij mij aangekomen was, werd ik toch zenuwachtig. Hoe zou hij mij als verantwoordelijk psychiater tegemoet treden? Was hij boos of teleurgesteld? Had ik in zijn ogen iets fout gedaan? Toen zijn neus de mijne raakte en zijn zachte, betraande ogen mij indringend aankeken, kreeg ik een brok in mijn keel. Ik voelde zijn verdriet, mijn eigen verdriet, maar ook de dankbaarheid van de man dat we geprobeerd hadden om zijn zoon te helpen.
Na deze hongi kwamen ook de andere familieleden met mij een hongi doen. Dat kun je je haast niet meer voorstellen, in deze coronatijden. Later ontdekte ik dat de hongi is bedoeld om je te verbinden. Omdat je je adem vermengd met de adem van iemand anders, staat het symbool voor eenheid. Het was ook voor mij, ook al was mijn verdriet zoveel minder dan het verdriet van de dierbaren, een hele waardevolle en hartverwarmende manier om mijzelf met mijn eigen emoties te verzoenen. Hierdoor kon ik de dood van mijn patiënt beter accepteren.
Aan deze patiënt moet ik vaak denken. Iedere arts heeft helaas een kerkhof. Gelukkig is mijn kerkhof klein. Desalniettemin heeft deze patiënt een bijzonder plekje gekregen op mijn kerkhof. Het ritueel herinnert me eraan hoe krachtig de familie en dierbaren van een patiënt zijn, en hoe belangrijk het is om ze in behandelingen te betrekken, iets wat maar weinig wordt gepropageerd in onze individualistische behandelingen. Begrijp me niet verkeerd, het is geen oproep om nu met iedere familie hongi’s te doen na een suïcide, maar wel om familie een belangrijke plek te geven in onze behandelingen en hoe moeilijk het ook is, ze direct te betrekken bij een suïcide.
Deze column hoorde je eerder in aflevering 3 van de podcast Aios op de sofa. Benieuwd naar de hele aflevering over supervisie of naar de andere afleveringen? Luister ze hier terug!