5 taaltips voor basisschoolleraren met anderstalige leerlingen in de klas
1. Creëer een positief en veilig leerklimaat
Als je wilt dat anderstalige kinderen zich kunnen ontwikkelen in de Nederlandse taal, moet je eerst zorgen voor een positief en veilig leerklimaat. De nieuwkomers zijn in een vreemde omgeving terecht gekomen, met mensen die ze niet kennen en niet verstaan. Hun verblijfssituatie kan onzeker zijn en vaak hebben ook hun ouders het moeilijk. In zo'n situatie kan de structuur van het schoolleven houvast geven. Een plek waar ze kind kunnen zijn, zich welkom voelen, waar begrip is en waar fouten maken mag. Pas als kinderen zich op hun gemak voelen, staan ze open voor impulsen en gaan ze hun omgeving onderzoeken. Als die omgeving een rijk aanbod van de Nederlandse taal biedt, kunnen kinderen zich het Nederlands snel eigen maken.
2. Laat het kind de taal gebruiken
Een algemene regel in het taalonderwijs is: taal leer je door taal te gebruiken. Daarom is het belangrijk dat de nieuwkomers op zoveel mogelijk verschillende manieren in aanraking komen met het Nederlands, waarbij er veel gelegenheid is tot interactie met Nederlandssprekers. Creëer dus een leeromgeving waar de Nederlandse taal veel gehoord wordt en zichtbaar wordt gemaakt, en uiteindelijk veel gesproken kan worden. Dit bereik je door leerlingen veel gelegenheid te geven tot interactie met elkaar. Laat ze opdrachten nabespreken en geef ze gespreksonderwerpen om over te praten. Let er hierbij op dat de anderstalige leerlingen niet bij elkaar zitten, maar in contact komen met de Nederlandstalige leerlingen.
3. Wees een bron van taalaanbod
De leeromgeving moet veel Nederlandse taal bevatten waarvan de nieuwkomer kan leren. Naast dat je taalaanbod creëert door leerlingen onderling met elkaar te laten praten, kun je als docent zelf ook veel taal aanbieden. De anderstalige kinderen leren van de taal die jij produceert. Door bijvoorbeeld hardop na te denken, handelingen die je ziet te verwoorden, in gesprek te gaan met leerlingen en ze hulp aan te bieden als ze vastlopen bij taalproductie. Deze vormen van taalaanbod kun je gemakkelijk integreren in elk lesonderdeel.
4. Leer de leefwereld van de nieuwkomer kennen
De anderstalige leerling belandt in een wereld die voor hem/haar niet bekend is. Ze komen terecht in een nieuwe omgeving, met een nieuwe cultuur en vanzelfsprekend ook nieuwe gebruiken. Daarbij is voor sommige nieuwkomers het concept ‘school’ nieuw, omdat ze in het land van herkomst niet of nauwelijks naar school zijn geweest. Om deze redenen is het belangrijk dat je je als docent verdiept in de leefwereld van het kind. Zorg dat opdrachten aansluiten bij die leefwereld, zodat zelfs in de nieuwe context de nieuwkomer ook iets vertrouwds tegenkomt. De leefwereld van de nieuwkomer betrek je bij opdrachten door ze bijvoorbeeld iets over hun eigen cultuur te laten vertellen of op te laten schrijven.
5. Geef betekenisvolle opdrachten
In een betekenisvolle taak wordt de leerling uitgedaagd door motiverende en probleemoplossende opdrachten. Hierbij dient taal als een middel om tot de oplossing te komen. Voorbeelden van betekenisvolle opdrachten zijn het lezen van een stappenplan om een kunstwerkje te maken of het laten schrijven van een brief voor de ouders met informatie over het aankomende schoolreisje. Zo zijn er nog veel meer betekenisvolle opdrachten te bedenken, waarbij kennis van de taal urgent is om een doel te kunnen bereiken. Op deze manier wordt veel vooruitgang geboekt in de nieuwe taal, en daarbij kan de leerling er veel creativiteit in kwijt.
Bron: “Aan de slag met anderstalige nieuwkomers: geschikte taken binnen een krachtige (taal) leeromgeving” door Karen Torfs & Pandora Versteden