'Twee dingen vervullen de geest met steeds nieuwe en toenemende bewondering en eerbied, hoe vaker en langduriger het denken zich ermee bezighoudt: de sterrenhemel boven mij en de morele wet in mij.'
Weinig boeken hebben zo’n scherp stempel op de moderne cultuur gedrukt als Kants drie Kritieken. De denkers die de spreekbuis van onze tijd zijn, van Schopenhauer en Heidegger tot Derrida en Neiman, bevestigen het: met Kants Kritieken is ons denken pas echt modern geworden.
In de Kritiek van de zuivere rede had Kant de mogelijkheid onderzocht van de menselijke kennis. Hij kwam tot de slotsom dat die beperkt blijft tot het domein van de zintuiglijke ervaring, en dat we niets kunnen weten over zaken die die ervaring te boven gaan: over de ziel, de wereld als geheel en God.
In de Kritiek van de praktische rede stelt Kant echter dat we als praktische, moreel handelende wezens onafhankelijk zijn van de zintuiglijke wereld en deelhebben aan de wereld van de bovenzintuiglijke dingen. De ziel, de wereld en God, hoe onkenbaar ze ook zijn, krijgen in ons morele handelen een objectieve realiteit. Want in de fundamentele vrijheid die aan ons handelen in de wereld ten grondslag ligt, raakt de menselijke ziel aan het goddelijke. Daarom heeft de praktische rede voor Kant het primaat boven de zuivere rede. Zijn tweede Kritiek is de ‘sluitsteen’ van Kants kritische systematiek en het kloppende hart van zijn filosofisch oeuvre.
You need a business account to order this product. You are currently logged in with the email address: .
Would you like to use this email address for your business account?
Use a different email address for business account Use current email address for business account