Drieluik positieve psychologie - deel 2 - Matthijs Steeneveld
Matthijs Steeneveld is positief (organisatie-)psycholoog en werkt als trainer, adviseur, spreker en auteur. Hij is sinds de oprichting redactielid van het Tijdschrift Positieve Psychologie en was voorzitter van de sectie Coaching, Training & Advies van het NIP. Naast zijn werk in organisaties leidt hij professionals op om te werken met positieve psychologie.
Waarom ben je als psycholoog begonnen?
Toen ik jong was, heb ik erg lang getwijfeld tussen de studie psychologie en natuurkunde. Wat me bij natuurkunde aantrok waren de vraagstukken: het uitpluizen, het uitvogelen hoe iets in elkaar zit. Maar op een dag zat ik een sudoku te maken, en toen ik deze eenmaal af had schoot er een gedachte door mijn hoofd: ok, nu wil ik iets nuttigs doen. Toen merkte ik dat ik eigenlijk datzelfde gevoel kreeg bij een natuurkundige uitdaging. Het is wel leuk om iets af te krijgen of iets te snappen, maar echte voldoening haalde ik er niet uit. Het deed me doen nadenken over waar ik dan wel voldoening van kreeg, en ik kwam tot de conclusie dat dat altijd was wanneer ik iets kon betekenen voor anderen. Toen was de stap naar psychologie eigenlijk heel logisch voor mij. Zingeving en voldoening zijn toch vrij intrinsieke aspecten van dat vakgebied.
Wat sprak je dan zo aan bij de positieve psychologie?
Dat gebeurde pas later in mijn studie. Ik heb in Leiden een master klinische psychologie gedaan, en dat vond ik heel mooi en waardevol werk. Maar tijdens mijn klinische stage merkte ik dat het me toch redelijk wat energie kostte om steeds maar weer met die zware problematiek te werken. Eerst dacht ik dat het aan de doelgroep lag, dat die simpelweg niet goed bij mij paste. Later ben ik ook als trainer en coach gaan werken, en waar ik toen al snel achter kwam is dat de focus er echt veel toe doet. Leg je de focus vooral op wat er mis is, of eerder op waar je meer van wil, wat wel bevalt, wat wel goed gaat, waar je naar toe wilt groeien? Wat ik merkte was dat als ik een gesprek had waarbij mijn cliënt en ik het hadden over wat er mis was, ik automatisch meeging in die negatieve spiraal. Niet alleen is het dan lastig om daar uit te komen, als therapeut word je er ook niet beter van. Terwijl je, op het moment dat het probleem erkend is, ook kunt kijken naar waar we wél meer van willen. Dat brengt mij, maar ook zeker de mensen met wie ik werk, meer voldoening en plezier.
Werk je vanuit een bepaalde missie?
De precieze formulering varieert altijd een beetje, maar in de kern draait het voor mij altijd om floreren. Er zijn een paar elementen die altijd samenkomen. Ik vind het bijvoorbeeld heel belangrijk om te werken vanuit het idee van autonomie: ieder mens mag voor zichzelf bepalen wie ze zijn en wat goed voor hen is. Mensen helpen op een manier waarop zij geholpen willen worden. Ik wil misschien wel anders geholpen worden dan jij. Het is dan sympathiek om me in te leven in hoe het dan voor jou zou zijn. Het is echter nog veel beter om aan jou te vragen hoe jij geholpen zou willen worden. Ik werk ook vanuit de overtuiging dat elk mens een mooi, goed, gezond en gelukkig leven zou moeten kunnen leiden. Niet in de betekenis van ‘veel slingers en ballonnen’, maar echte voldoening en zingeving kunnen ervaren, en daar ook gewoon blij mee kunnen zijn.
Daarnaast streef ik er in mijn werk ook naar om de wereld een beetje mooier te maken. Daarbij gaat het me in de eerste plaats om de gesteldheid van de mens, maar ik probeer me ook breder in te zetten voor bijvoorbeeld het klimaat. Om maar in het cliché te vervallen: de wereld een beetje mooier achterlaten dan we ‘m aantroffen.
Is dat ook waarom je besloot boeken te gaan schrijven, of zit daar een hele andere motivatie achter?
Lachend: nou, van boeken word je natuurlijk nog steeds ontzettend rijk, dus miljonair worden was ook een reden om daarmee te beginnen. Grapje natuurlijk.
Ook hier speelde een combinatie van factoren. Ik wilde een bijdrage kunnen leveren aan de levens van mensen. Ik kreeg ook steeds vaker te horen van mensen dat ze vonden dat ik dingen prettig uitlegde, dat kwartjes vielen. Naast dat ik dat natuurlijk heel fijn vond om te horen, bracht het me ook op het idee om mijn boodschap verder te verspreiden. Daarnaast merk ik dat schrijven een communicatievorm is die goed bij me past. Ik houd van schrijven, van het maken van de koppeling tussen theorie en praktijk. Er is een vertaalslag nodig tussen enerzijds wetenschappelijke inzichten, filosofie, visie op de wereld en visie op het vak, en anderzijds een oefening, een praktisch handvat, of vraag die je kunt gebruiken om daadwerkelijk verder te komen. Het boek is een medium dat zich daar goed voor leent.
Ik ben benieuwd naar hoe positief psychologen naar hun eigen vakgebied kijken. Hoe zie jij de toekomst in?
Lachend: heb je even?
Dat zijn best veel dingen eigenlijk. De positieve psychologie wordt bijvoorbeeld soms gezien als een oppervlakkige beweging. Dat vind ik jammer, al is de kritiek deels terecht: het gaat in de psychologie inderdaad niet alleen maar om happiness, om vrolijk zijn en je goed voelen. Als je het hebt over waar de positieve psychologie naartoe gaat, denk ik en hoop ik dat het nog wat steviger ingebed raakt in wetenschappelijke onderbouwing. Misschien zal het zelfs wat meer vervlochten raken met de klassieke psychologie. Dat zou het gevoel van tegenstelling kunnen doen verminderen. De positieve psychologie staat namelijk helemaal niet haaks op de klassieke psychologie – in tegendeel, het is een verrijking, een tweede weg om in te slaan indien nodig.
Met dit toekomstbeeld in gedachten spreekt vooral de second wave, ook wel positieve psychologie 2.0 genoemd, me erg aan. Die nieuwe stroming legt minder focus op happiness, en gaat veel meer over zaken als welbevinden, floreren en omgang met tegenslag. Negatieve emoties horen er nou eenmaal bij, maar hoe ga je daar nou op een constructieve manier mee om? In elke negatieve emotie is iets waardevols te ontdekken en die manier van kijken naar mensen vind ik heel holistisch en mooi.
Maar er is ook een maatschappelijke blik op ontwikkelingen binnen de psychologie. Ik zie dat er de laatste jaren steeds meer kritiek komt op positieve psychologie in relatie tot het neoliberalisme en kapitalisme. De positieve psychologie wordt namelijk ook gebruikt door grote bedrijven, met een minder eervol motief dan je zou zeggen. De strekking is dan bijvoorbeeld dat gelukkig worden een soort persoonlijke, individuele opdracht is. Dus: als je ongelukkig bent, moet je maar een cursus mindfulness doen, of een cursus zelfcompassie, je sterke kanten ontdekken. Als je dat gedaan hebt, dan word je gelukkig. De terechte kritiek daarop is dat je daarmee de maatschappelijke systemen – denk aan grote organisaties en de politiek – voor een deel ook vrijpleit van verantwoordelijkheid, terwijl zij tot op zekere hoogte voor de omstandigheden zorgen waarin mensen ongelukkig worden. Gelukkig wordt er tegenwoordig in de wetenschap, met name de organisatiepsychologie, niet meer alleen gekeken naar verantwoordelijkheid van het individu, maar ook naar die van organisaties zelf. Beide factoren gaan hand in hand. En ik hoop dat er binnen het vakgebied van positieve psychologie, naast de gangbare focus op het individu, ook weer wat meer aandacht komt voor de maatschappelijke en systemische invloed op geestelijke gezondheid. Dat er weer gesproken wordt over wat je nou kunt verwachten van je werkgever, gemeente, of school, en dat deze organisaties ook zelf actief bij zullen dragen aan het menselijk welbevinden. Dat betekent dat we iets meer zullen moeten doseren op individuele verantwoordelijkheid, en dat we de verantwoordelijkheid die systeem breed gedragen zou moeten worden meer aan het voetlicht brengen.
Is er een les in het bijzonder die je hebt geleerd uit de verhalen van je cliënten?
Ik probeer uit elk gesprek en elk verhaal wel nieuwe inzichten te putten, of het nou gaat om een individu, groep of organisatie. Wat ik steeds weer opnieuw ondervind is dat ik plannen nog wel zo mooi kan bedenken en theoretisch kan onderbouwen, maar dat een behandeling pas echt werkt als deze ook bij de ander aansluit. Het ligt er dan niet aan of de ander mijn advies wel goed opvolgt, maar meer aan in hoeverre we hebben samengewerkt aan dat advies. Ook al hebben we veel kennis, ervaring en behandelmethoden en houd ik veel van de theoretische kant van het vak, de effectiviteit zit uiteindelijk in de ander en niet in ons als professional. Als behandelaar en trainer heb ik geleerd deze limieten te accepteren, maar me er niet door tegen te laten houden. Het is simpelweg een relativering van het vak als psycholoog.
Vind je dat daar nog te weinig oog voor is in de psychologie? Het samenspel tussen cliënt en therapeut?
Nee, dat idee heb ik niet. Er is bijvoorbeeld veel interessant onderzoek dat uitwijst dat de relatie tussen cliënt en therapeut nou ook weer niet zo alomvattend is. Natuurlijk zijn er plekken waar wel heel erg volgens de protocollen wordt gewerkt, en voor een deel zie ik de meerwaarde in van de aandacht die hiervoor is. Maar ik zie het vooral als een persoonlijke les die ik heb geleerd. Uiteindelijk ken ik mijn cliënten maar voor een heel klein stukje. Wie ben ik dan om te denken dat ik de wijsheid in pacht heb?
Je hebt aan het begin van de coronacrisis tips opgesteld over zelfzorg voor zorgprofessionals. Wat motiveerde je daartoe?
Wat ik altijd belangrijk heb gevonden om te benadrukken is dat je als zorgprofessional niet moet vergeten dat wat wij onze cliënten aanraden net zo goed voor onszelf geldt. In ons werk krijgen we zo vaak te maken met perfectionistische of onzekere mensen, personen die zichzelf geen fouten toestaan. Wij tonen die cliënten dan begrip en leren hen van alles over compassie en mindfulness, maar vervolgens rekenen we het onszelf wel aan als er in ons eigen leven iets tegenzit; een onafgemaakte stage, een vertraagde studie, gemiste professionele kansen, ga zo maar door. Maar psychologie is bij uitstek een vakgebied waarin het vermogen om te relativeren centraal staat, en daarin moet je dus ook vriendelijk en compassievol naar jezelf durven te zijn. Het is zo makkelijk om van jezelf iets anders te verwachten dan van je cliënt. Practise what you preach. Als zorgprofessional moet je van jezelf misschien altijd persoonlijke groei nastreven, maar zo nu en dan een val maken hoort daar nou eenmaal bij.
Toen de coronacrisis uitbrak zag ik de druk op zorgmedewerkers snel oplopen. Schrijven en kennis verzamelen is iets waar ik van houd, dus stelde ik een lijst samen met tips die wellicht van waarde kunnen zijn in een stressvolle tijd als deze. Maar ik ben er niet om te bepalen wat elke zorgprofessional nodig heeft; dat kan iedere zorgprofessional voor zichzelf bepalen. Psychische zelfzorg is in een tijd als deze van groot belang, maar erken ook je eigen autonomie daarin.
Welke tip had jij graag gehad toen je net begon in het vakgebied?
Misschien nog wel het meeste: ga op onderzoek uit. Ga in gesprek met mensen, en durf vraagtekens te zetten bij datgene wat je verteld wordt. Past dat wat gangbaar is wel bij mij? Zijn er andere manieren die beter aansluiten op mijn persoonlijke visie? Uiteindelijk heb ik dit wel gedaan, maar er was niemand die me er indertijd op heeft gewezen. Het is een houding die per toeval op mijn pad kwam.
Als je aan het begin van je carrière staat is het ergens heel makkelijk (en ook wel fijn) om mee te gaan met het systeem dat al bestaat. Dat systeem bestaat natuurlijk ook niet voor niets hè, daar is veel aan voorafgegaan, dus ik wil mensen ook niet aanraden om het geheel af te zweren. Ik denk dat het veel interessanter is om met een open en onderzoekende blik naar de bestaande materie te kijken. Wat zit mij dwars? Heeft dat met kennis of met inzicht te maken, of vind ik de methode simpelweg te ouderwets? Of ligt het aan mezelf: moet ik er nog aan wennen, schiet mijn kennis tekort, of past het niet bij mij? Er zijn genoeg professionals die al twintig jaar dezelfde behandelmethode gebruiken en die wellicht helemaal niet zo goed op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen. Het komt het vakgebied dan alleen maar ten goede als beginnende professionals – maar ook zeker degenen die al jarenlang in het vak zitten – vanuit een open en nieuwsgierige geest het gesprek aan durven te gaan.