Beter in spelling helpt je om je kennis van de spellingregels van het Nederlands op te frissen. In zeven hoofdstukken komen alle belangrijke spellingkwesties aan bod: van werkwoordspelling tot meervouden, van hoofdletters tot interpunctie.
Boek is inclusief bijbehorende website
Je start op de website met een begintoets. Met de feedback op deze toets kun je aan de slag met het boek. Elk hoofdstuk in het boek sluit af met een heldere, punts-gewijze samenvatting en afsluitende oefeningen. Op de website vind je oefen-toetsen met feedback bij elk hoofdstuk en een uitgebreide eindtoets.
Nieuw en verbeterd in deze vierde druk
In deze druk zijn verschillende onderwerpen aangevuld en opgefrist. Je vindt er nu bijvoorbeeld ook een kort overzicht van woorden die vaak verward worden (grote/ grootte, je/jouw) en aan het eind van het boek is een register opgenomen, zodat het boek gemakkelijker als naslagwerk te gebruiken is.
Een echte praktijkhulp
Beter in spelling richt zich op studenten in het hoger onderwijs en is door de systematische opzet zeer geschikt voor gebruik tijdens de les én voor zelfstudie. De combinatie van boek en website maakt dit product tot een echte praktijkhulp, gebaseerd op de vragen die leven in het onderwijs van nu.
Meer inzicht in de regels van de taal
De serie Beter in … onderscheidt zich door een laagdrempelige opzet, met een minimum aan theorie en een maximum aan direct toepasbare regels en voorbeelden. Deze regels en voorbeelden worden helder en systematisch gepresenteerd in tabellen. Zo leer je sneller en doorzie je gemakkelijker hoe de Nederlandse taal werkt.
1 Werkwoorden 9
1.1 Inhoud van dit hoofdstuk 9
1.2 De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd | hij loopt 9
1.2.1 Basisregel | ik loop, jij loopt, hij loopt 10
1.2.2 Meervoud | zij lopen 12
1.2.3 Onregelmatige werkwoorden | jij bent, hij heeft 12
1.3 De persoonsvorm in de verleden tijd | hij bakte 13
1.3.1 Basisregel | hij bakte, hij studeerde 13
1.3.2 Meervoud | zij bakten, zij studeerden 14
1.3.3 Valkuil | zij kleedde, wij sportten 14
1.3.4 Sterke (onregelmatige) werkwoorden | hij leed, hij sloeg 15
1.4 Het voltooid deelwoord | hij heeft betaald 16
1.4.1 Basisregel | gelukt, betaald 17
1.4.2 Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord | het betaalde bedrag 18
1.5 De gebiedende wijs | word lid 19
1.6 Engelse werkwoorden | shoppen, stressen, liken 20
1.6.1 Basisregel | ik shop, jij shopt 20
1.6.2 De tegenwoordige tijd | jij shopt 20
1.6.3 De verleden tijd en het voltooid deelwoord | ik shopte, ik heb geshopt 21
1.7 Werkwoorden met afk ortingen | sms’en 24
1.8 Samenvatting 24
1.9 Afsluitende oefeningen 25
2 Meervoud 29
2.1 Inhoud van dit hoofdstuk 29
2.2 Basisregel | bomen, kachels 29
2.2.1 Dubbele klinker wordt enkele klinker | baas, bazen 30
2.2.2 Enkele medeklinker wordt dubbele medeklinker | hek, hekken 30
2.3 Meervoud op -en 30
2.3.1 Meervoud met trema | ideeën, kopieën 30
2.3.2 Meervoud met s of z | huizen, kaarsen 31
2.3.3 Meervoud met f of v | fotografen, graven 31
2.3.4 Meervoud met enkele of dubbele medeklinker | perziken, luiwammesen 32
2.4 Meervoud op -s 33
2.4.1 Meervoud op -s, zonder apostrof | balkons 33
2.4.2 Meervoud op apostrof-s | disco’s 33
2.5 Kiezen tussen meervoud op -n en op -s 34
2.5.1 Twee meervoudsvormen | volgorden, volgordes 34
2.5.2 Woorden uit het Engels | baby’s 35
2.6 Andere meervouden 36
2.6.1 Woorden uit het Latijn | museums, musea 36
2.6.2 Woorden op -man | vakmannen, vaklui 37
2.6.3 Bijzondere meervouden | eieren, steden 38
2.7 Wel of niet een n? | sommige, sommigen 38
2.8 Samenvatting 39
2.9 Afsluitende oefeningen 40
3 Verkleinwoorden 43
3.1 Inhoud van dit hoofdstuk 43
3.2 Basisregel | huisje, mensje 43
3.3 Woorden die eindigen op -m | boompje 44
3.4 Woorden die eindigen op een klinker | koetje, opaatje 44
3.5 Woorden die eindigen op -ing | woninkje, zolderingetje 45
3.6 Woorden uit het Frans | dinertje, bureautje 46
3.7 Afk ortingen en letters | a’tje, cd’tje 47
3.8 Samenvatting 47
3.9 Afsluitende oefeningen 48
4 Aan elkaar, los of met een streepje 49
4.1 Inhoud van dit hoofdstuk 49
4.2 Basisregel | bedrijventerrein, informatietechnologie 49
4.3 Woorden met een naam erin | Schipholtunnel 50
4.4 Woorden met botsende klinkers erin | auto-uitlaat 51
4.5 Woorden met afk ortingen en speciale tekens erin | QR-code 53
4.6 Overige streepjesregels | op-en-top, woon-werkverkeer 54
4.7 Engelse samengestelde woorden in het Nederlands | accountmanager 56
4.8 Soms los, soms vast | onlinedienst en online dienst 57
4.9 Woorden met er, daar, hier | ermee, daarover, hierdoor 58
4.10 Aan elkaar of los: verschil in betekenis | ten slotte, tenslotte 59
4.11 Aan elkaar geschreven woorden: veelgemaakte fouten 61
4.12 Samenvatting 61
4.13 Afsluitende oefeningen 62
5 Hoofdletters en kleine letters 65
5.1 Inhoud van dit hoofdstuk 65
5.2 Basisregel | Mark Rutte, Vrije Universiteit 65
5.3 Hoofdletter aan het begin van de zin 65
5.4 Voor- en achternamen | Jan de Wit 66
5.5 Academische titels | drs., MBA 68
5.6 Namen van merken en organisaties | Apple, Eerste Kamer 68
5.7 Tijdschriften, kranten, boeken | Elsevier, De Limburger 69
5.8 Apps, sociale media en afgeleide woorden | een powerpoint, twitteren 70
5.9 Landen en plaatsen | Zuid-Limburg 71
5.10 Bevolkingsgroepen en talen | Nederlander, Frans 72
5.11 Tijdperken, maanden, feestdagen | middeleeuwen, mei, Moederdag 73
5.12 Afk ortingen | pc, H.K.H. 74
5.13 Woorden uit het Duits | leitmotiv 75
5.14 Samenvatting 76
5.15 Afsluitende oefeningen 77
6 Leestekens 81
6.1 Inhoud van dit hoofdstuk 81
6.2 De punt | . 81
6.3 De komma | , 82
6.4 De puntkomma | ; 84
6.5 De dubbele punt | : 85
6.6 Vraagteken en uitroepteken | ? ! 86
6.7 Het liggend streepje | - 87
6.8 Aanhalingstekens | ‘ ’ 88
6.9 Haakjes | ( ) [ ] 90
6.10 De schuine streep | / 91
6.11 De puntenreeks | … 91
6.12 Accenttekens 92
6.13 Leestekens in opsommingen 93
6.14 Samenvatting 94
6.15 Afsluitende oefeningen 95
7 Overige spellingkwesties 99
7.1 Inhoud van dit hoofdstuk 99
7.2 De tussenletter -n- | trappenhuis, gedachtesprong 99
7.3 De tussenletter -s- | geluidshinder, Koningsdag 101
7.4 Woorden met c, k en q | akkoord, consequent 102
7.5 De apostrof | Mischa’s fi ets, ’s ochtends 103
7.6 Voornaamwoorden | me/mijn, je/jouw, u/uw 104
7.7 Uitdrukkingen met naamvallen | te allen tijde 105
7.8 Getallen, data en bedragen | honderd, 100, EUR 100,- 106
7.9 De spellingstruikelblokkenlijst 109
7.10 Samenvatting 112
7.11 Afsluitende oefeningen 113
8 Antwoorden bij de oefeningen 115
9 Belangrijke begrippen 135
Register 139
Je hebt een zakelijk account nodig om dit product te kunnen bestellen. Je bent nu ingelogd met het e-mailadres: .
Wil je dit e-mailadres gebruiken voor je zakelijk account?
Ander e-mailadres gebruiken voor zakelijk account Huidig e-mailadres gebruiken voor zakelijk account