Hét taalgidsje voor naast je laptop of pc. Inclusief toegang tot de website met honderden oefen- en toetsvragen op www.schrijfwijzercompact.nl.
Door de compacte en handzame uitvoering, de aantrekkelijke prijs en de zeer uitgebreide online leeromgeving is de Schrijfwijzer compact bij uitstek geschikt voor het onderwijs.
Deze kleine en handzame versie van de Schrijfwijzer, het meest gebruikte adviesboek over de Nederlandse taal, is geheel herzien. Met recente taalkwesties, actuele voorbeelden en een heldere presentatie van alle taalregels is de Schrijfwijzer Compact voor veel taalgebruikers dé praktische schrijfhulp.
De Schrijfwijzer Compact is bedoeld voor iedereen die weleens schrijft en daarbij deskundig advies binnen handbereik wil hebben. Alle regels zijn overzichtelijk gerangschikt en voorzien van een korte uitleg met duidelijke voorbeelden. Het uitgebreide register is een handige zoekhulp die de lezer snel verwijst naar de betreffende regel met bijbehorende uitleg. Op www.schrijfwijzercompact.nl staan bovendien honderden oefen- en toetsvragen met feedback. Daarmee kunnen de gebruikers van Schrijfwijzer Compact ook online hun taalvaardigheden trainen.
Voorwoord 9
1 Tekstkwaliteit
1.1 Onderwerp, schrijver en lezer 13
1.2 Het CCC-model 14
1.3 Een CCC-analyse 18
1.4 Vijftien richtvragen bij het CCC-model 24
1.5 Volgorde en belang van ijkpunten 26
2 Teksten in soorten
2.1 E-mail 29
2.2 Schrijven voor online media 32
2.3 Brieven 34
2.4 Academisch schrijven 38
2.5 Tabellen 42
2.6 Literatuuropgave 44
3 Inhoud en structuur
3.1 Van inhoud naar opbouw 49
3.2 Hoofdstukken, paragrafen, alinea’s en zinnen 50
3.3 Het verband tussen zinnen 51
3.3.1 Verbindingsmogelijkheden 52
3.3.2 Dertien soorten verbindingen 53
3.4 De opsomming 54
3.5 De onderdelen van een publicatie 56
4 Formulering
4.1 Begrijpelijkheid 65
4.1.1 Lange zinnen 65
4.1.2 Lijdende vorm 66
4.1.3 Naamwoordstijl 67
4.1.4 Tangconstructies 68
4.1.5 Zinnen met een lange aanloop 69
4.1.6 Lange woorden 70
4.1.7 Moeilijke woorden 70
4.2 Nauwkeurigheid 71
4.2.1 Antwoorden op vragen 71
4.2.2 Lege woorden 72
4.2.3 Dubbelzinnigheid 72
4.3 Bondigheid 74
4.3.1 Overbodige woorden 74
4.3.2 Pleonasme en tautologie 75
4.3.3 Voorzetseluitdrukkingen 76
4.4 Aantrekkelijkheid 77
4.4.1 Variatie in zinsbouw 77
4.4.2 Variatie in woordkeus 78
4.4.3 Beeldend schrijven 79
4.4.4 Stijlfiguren 80
4.4.5 Aanduidingen voor schrijver en lezer(s) 81
5 Taalkwesties
5.1 Zinsbouw 85
5.1.1 Verkeerde samentrekking 85
5.1.2 Foute verkorte bijzinnen 86
5.1.3 Onvolledige zinnen 87
5.1.4 Volgorde van werkwoorden 88
5.1.5 Splitsing van woorden 88
5.1.6 Bijzondere woordvolgordes 90
5.2 Woordkeus 92
5.2.1 Woordvariatie 92
5.2.2 Betekenisverschillen 93
5.2.3 Contaminaties 94
5.3 Nederengels 95
5.4 Werkwoorden 96
5.4.1 De vorm van de persoonsvorm 96
5.4.2 Hebben of zijn 98
5.4.3 Wel of geen ge- bij voltooid deelwoord 100
5.4.4 Het onderwerp tussen enkelvoud en meervoud 101
5.5 Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden 106
5.5.1 Het meervoud van inheemse zelfstandige
naamwoorden 106
5.5.2 Het meervoud van uitheemse zelfstandige
naamwoorden 108
5.5.3 De -e achter bijvoeglijke naamwoorden 109
5.6 Voornaamwoorden 111
5.6.1 Dat – wat, hen – hun, enz. 111
5.6.2 Alle(n), beide(n) 114
5.6.3 Hij – zij, zijn – haar, dat – die 116
5.6.4 Ik / mij, jij / jou, hij / hem, wij / ons, zij / hen 119
5.6.5 Wij worden geadviseerd / Ons wordt geadviseerd 120
5.7 Lidwoorden 121
5.8 Voegwoorden 122
5.9 Het bijwoord ‘niet’ 124
6 Spelling
6.1 Hoofdletters 129
6.1.1 Begin van de zin 129
6.1.2 Persoon en functie 130
6.1.3 Organisatie, opleiding en stroming 131
6.1.4 Product en publicatie 132
6.1.5 Aardrijkskundige naam, volk en taal 134
6.1.6 Feest, historische gebeurtenis en tijdperk 136
6.2 Aaneenschrijven, streepje of spatie 137
6.2.1 Een streepje voor de duidelijkheid 138
6.2.2 Samenstelling met bijzondere structuur 139
6.2.3 Naamwoorden 141
6.2.4 Werkwoorden 142
6.2.5 Voorzetsels 143
6.2.6 Samenstelling met een naam 145
6.2.7 Buitenlandse woordgroep 146
6.2.8 Betekenisverschil door spatie 148
6.3 Weglatingsstreepje 149
6.4 Trema 150
6.5 Apostrof 151
6.6 Accenten 153
6.7 Tussenletters 154
6.7.1 Tussen-n 154
6.7.2 Tussen-s 155
6.8 Afkortingen 156
6.8.1 Van tekstafkorting tot symbool 156
6.8.2 Afkorting in afleiding of samenstelling 158
6.9 Getallen 159
6.10 Overige spellingkwesties 162
6.10.1 Zelfstandig naamwoord 162
6.10.2 Bijvoeglijk naamwoord 164
6.10.3 Werkwoord 166
6.10.4 Engelse werkwoorden in het Nederlands 171
7 Leestekens
7.1 Komma 175
7.1.1 Hoofdzinnen en bijzinnen 175
7.1.2 Bepalingen en zinsdelen 180
7.1.3 Overige gevallen 181
7.2 Puntkomma 182
7.3 Dubbelepunt 184
7.4 Streepjes 185
7.5 Haakjes 186
7.6 Schuine streep 187
7.7 Punt en puntenreeks 188
7.8 Vraagteken en uitroepteken 189
7.9 Aanhalingstekens 191
7.9.1 Citaat 191
7.9.2 Aanhalingsteken en leestekens 192
7.9.3 Bijzonder woordgebruik 193
Register 195
You need a business account to order this product. You are currently logged in with the email address: .
Would you like to use this email address for your business account?
Use a different email address for business account Use current email address for business account